1.3 De m.e.r.-procedure

Een m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu volgens de Wet Milieubeheer en het Besluit Milieueffectrapportage. In het geval van de dijkversterking Irenesluis - Culemborgse Veer is op voorhand duidelijk dat de dijkversterking belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Daarom is besloten om direct de m.e.r.-procedure te volgen en dit MER op te stellen.

Voordat de overheid een besluit neemt, moet degene die een project wil ondernemen (de initiatiefnemer, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden) alle milieueffecten van het project beschrijven in een openbaar document, zijnde het milieueffectrapport (MER). In dit rapport worden, naast het Voorkeursalternatief, ook voor een aantal andere oplossingen (de alternatieven) de milieueffecten beschreven. Op deze manier krijgen zowel de initiatiefnemer van het project als de overheid, die het besluit moet nemen, en de burgers en andere belanghebbenden vooraf kennis over de gevolgen voor het milieu van het project en van de alternatieven.

De m.e.r.-procedure heeft als doel om de effecten op milieu en leefomgeving zorgvuldig mee te kunnen nemen bij de besluitvorming over de dijkversterking. De voorbereiding van de dijkversterking gebeurt in twee fasen: de Verkenningsfase en de Planuitwerkingsfase. In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) van Sterke Lekdijk is een eenduidige aanpak gepresenteerd voor alle deelprojecten. Deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau vormt de start van de m.e.r-procedure.

Het doel van de Verkenningsfase is om een ontwerp op hoofdlijnen voor de dijkversterking vast te stellen waarin zo goed mogelijk rekening is gehouden met alle maatschappelijke belangen en randvoorwaarden: het Voorkeursalternatief. In het MER deel 1 (deze rapportage) zijn de kansrijke alternatieven beoordeeld op milieuaspecten. De effecten en kosten per alternatief vormen belangrijke informatie voor de afweging van de alternatieven en selectie van het Voorkeursalternatief.

Het Voorkeursalternatief wordt in de planuitwerking uitgewerkt tot het detailniveau dat nodig is voor de formele besluitvorming en de vergunningen. In dat stadium wordt ook het MER deel 1 verder uitgewerkt tot een MER deel 2 om ook inzicht te krijgen in de milieueffecten van keuzes die in de planuitwerking moeten worden gemaakt (zoals de wijze van uitvoeren van het ontwerp – daar waar dit invloed heeft op bijvoorbeeld geluidhinder voor de omgeving). In de planuitwerking wordt het MER deel 2 ter inzage gelegd tezamen met het ontwerp projectbesluit Omgevingswet. Naast de besluitvorming over het projectbesluit Omgevingswet zullen andere besluiten worden genomen voor de realisatie van het voornemen, zoals mogelijk bestemmingsplannen en uitvoeringsbesluiten (vergunningen en ontheffingen). In de te volgen procedures hebben Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, de provincie Utrecht, gemeenten en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een rol.

Na de wettelijke procedure kan realisatie van de dijkversterking beginnen.