3.1 Natuur en beschermde soorten

Binnen een straal van 25 kilometer rond het plangebied zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen (zie Figuur 3‑1). Het gaat om de Natura 2000-gebieden (zie ook Figuur 3‑1) Rijntakken (38), Veluwe (57), Binnenveld (65), Lingegebied & Diefdijk-Zuid (70), Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem (71), Kolland & Overlangbroek (81), Uiterwaarden Lek (82) en Zouweboezem (105). Voor elk Natura 2000-gebied is een beheerplan opgesteld. Hierin staat wat er moet gebeuren om de natuurdoelen voor dat gebied te halen en wie dat gaat doen. Ook wordt hierin aangegeven welke activiteiten zonder vergunning in een gebied mogen plaatsvinden. Beheerplannen worden opgesteld in nauw overleg met eigenaren, gebruikers en andere betrokken overheden, vooral gemeenten, waterschappen en provincies. In de beheerplannen is opgenomen welke instandhoudingsdoelen behaald moeten worden en welke instandhoudings- en/of passende maatregelen zijn voorzien. Er mag in geen geval verslechtering optreden.

Ligging van Natura 2000-gebieden (groen) ten opzichte van het plangebied (rood omlijnd)
Figuur 3-1 Ligging van Natura 2000-gebieden (groen) ten opzichte van het plangebied (rood omlijnd)
Tabel 3‑1: Omschrijving huidige situatie en knelpunten Natura 2000-gebieden

Natura 2000-gebied

Omschrijving huidige situatie

Knelpunten huidige situatie

Rijntakken (38)

Het Natura 2000-gebied Rijntakken is opgedeeld in vier deelgebieden: Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Neder-Rijn, Gelderse Poort en Uiterwaarden Waal.

Het deelgebied Uiterwaarden Neder-Rijn beslaat de uiterwaarden van de Neder-Rijn tussen Heteren en Wijk bij Duurstede. De rivier vormt een dynamisch systeem, een samenspel tussen natuurlijke processen en menselijk ingrijpen. De uiterwaarden zijn gevarieerd in breedte en hoogteligging en bestaan voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met enkele akkers, meidoornhagen, knotwilgen, bosjes, moerasgebiedjes, ontgrondingsgaten en geïsoleerde oude riviertakken. Karakteristiek voor dit gebied is de overgang van het rivierenlandschap naar de hogere gronden: de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Op deze overgangen komen restanten van hardhoutooibossen voor. Door kwel vanuit de rivier en vanuit de hogere gronden kan het water in poelen en plassen in de uiterwaarden van goede kwaliteit zijn.

Het deelgebied Uiterwaarden Waal omvat het winterbed van de Waal en daarmee alle uiterwaard-gebieden aan de noord- en de zuidoever van de Waal van Nijmegen tot aan Zaltbommel. Het is de meest dynamische riviertak van het Rijnsysteem. In perioden met hoog water vindt erosie en sedimentatie plaats en 'vormt' de rivier het landschap. Het rivierenlandschap bestaat uit een breed, voornamelijk laaggelegen, hoogdynamisch winterbed. De reliëfrijke uiterwaarden bestaan voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met enkele akkers, bosjes, bomenrijen, moerasgebiedjes en geïsoleerde oude riviertakken (strangen en geulen). Veel uiterwaarden zijn vergraven voor zand en/of kleiwinning. In het westelijk deel van het gebied liggen de Rijswaard en de Kil van Hurwenen met oude riviermeanders, aangrenzende oeverlanden en stroomruggen. Daarnaast liggen er enkele grote plassen, die ontstaan zijn door zand- en kleiwinning. Deze uiterwaarden bevatten soortenrijke glanshaverhooilanden, stroomdal, graslanden en open water, waar deels verlanding plaatsvindt.

De knelpunten in het gebied bestaan voornamelijk uit een verstoorde rivierdynamiek waardoor natuurlijke inundatie, sedimentatie en erosie niet meer optreden. Daarnaast zijn er knelpunten in de waterkwaliteit en is er sprake van verdroging, door enerzijds landbouwkundig gebruik en anderzijds door verdere insnijding van het zomerbed waardoor de drainerende werking van de rivier toeneemt en de uiterwaarden verdrogen. Recreatie kan een verstorende invloed hebben op vogelsoorten. Daarentegen is wel bekend dat in het Natura 2000-gebied Rijntakken 18 habitattypen aanwezig zijn die allemaal gevoelig zijn voor stikstof-depositie. Van deze 18 habitattypen wordt de kritische depositiewaarde (KDW) van 16 habitattypen in de huidige situatie al overschreden.

Veluwe (57)

De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. In de voorlaatste ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden, duwden de ijslobben van het landijs enorme hoeveelheden door de rivieren aangevoerd zand en grond voor zich uit en opzij en vormden zo de stuwwallen. Tot 1900 was de Noord-Veluwe één uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is er in totaal nog 1400 hectare stuifzand op de Veluwe. Plaatselijk komen in de heiden natte (o.a. Leemputten bij Staverden) of droge (o.a. Harskamp) heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkernen (Mosterdveen) voor. In het beekdal van de Hierdense en Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen.

Knelpunten zijn onder andere het ontbreken of het uitvoeren van onzorgvuldig beheer van het gebied waardoor habitats kunnen verdwijnen of niet kunnen ontwikkelen. Daarnaast zijn verzuring en vermesting ook een knelpunt voor de Veluwe. Zo is de natuur in het gebied voornamelijk voedselarm maar worden deze door depositie van stikstof en zwavel door landbouw, verkeer en industrie steeds voedselrijker waardoor aanwezige habitattypen verdwijnen of de kwaliteit hiervan achteruitgaat . In het gebied zijn 36 habitattypen aanwezig die allemaal gevoelig zijn voor stikstof. Van deze habitattypen wordt de KDW van 35 habitattypen in de huidige situatie al overschreden. Verder zijn verdroging, verstoring door bijvoorbeeld wonen, werken, vervoer, en recreatie, vervuiling en versnippering knelpunten voor het Natura 2000-gebied.

Binnenveld (65)

Het Binnenveld is een blauwgraslandreservaat in het zuidelijk deel van de Gelderse vallei. De meent wordt gevoed door basenrijk kwelwater (afkomstig van de Veluwe) dat ervoor zorgt dat in het gebied gebufferde, schrale bodems aanwezig zijn. Het terrein heeft een venige bodem waarin plaatselijk zandopduikingen optreden en juist op deze zandopduikingen, waar basenrijk water via de capillaire werking een sterke opstijging kan vertonen, wordt blauwgrasland aangetroffen.

Binnenveld kent verdroging, verzuring en vermesting als de grootste knelpunten. Hierbij vindt vermesting op verschillende manieren plaats namelijk door de toevoer van oppervlaktewater met veel voedingsstoffen en grondwater dat door bemesting van de landbouw veel voedingsstoffen heeft. Daarnaast zijn versnippering en eutrofiëring knelpunten in het gebied. Binnen Binnenveld zijn drie habitattypen aanwezig die allemaal gevoelig zijn voor stikstof. Van deze drie habitattypen wordt de KDW in de huidige situatie al overschreden.

Lingegebied & Diefdijk-Zuid (70)

Het Natura 2000 gebied Lingedijk en Diefdijk-Zuid omvat de oeverlanden van de rivier de Linge, die een smal stroomgebied heeft dat tussen Rijn en Waal ligt ingekneld. Door zijn omvang, schaal en dynamiek neemt de Linge een bijzondere positie in het Nederlandse rivierenlandschap. Het landschap is minder dynamisch dan dat van de Rijn, Waal, Maas en IJssel, maar heeft in veel opzichten toch het karakter van een rivierenlandschap met daarbij behorende landschapselementen, begroeiingen en soorten. Samenhangend met de geringere dynamiek, wordt het gebied gekenmerkt door interessante overgangen naar laagveen, wat tot uiting komt door een diversiteit aan verlandingsgemeenschappen. Door zijn kleinschaligheid is het gebied van groot belang voor de kamsalamander.

Lingegebied & Diefdijk-Zuid heeft te maken met verschillende knelpunten waaronder verdroging doordat het wateraanvoersysteem niet meer naar behoren functioneert en door de drainerende invloeden van de polders in de noordzijde van het gebied. Verder ontbreekt het aan een natuurlijke dynamiek van de Linge die door het gebied stroomt. Zo hoort het waterpeil te fluctueren en dient er af en toe sprake te zijn van overstroming en droogval van de beek. Echter is het waterpeil in de huidige situatie nagenoeg gelijk waardoor het niet meer overstroom, leidt tot verdroging van het gebied en de kwaliteit van het aanwezige zachthoutooibos achterblijft. Daarnaast heeft de verdroging van het gebied ertoe geleid dat er plaatselijk verhoogde sulfaatgehaltes zijn wat kan leiden tot interne eutrofiëring. Verder is stikstofdepositie in het gebied een knelpunt. In Lingegebied & Diefdijk-Zuid zijn vier habitattypen aanwezig die allemaal gevoelig zijn voor stikstof. Van deze vier habitattypen wordt de KDW in de huidige situatie al overschreden.

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem (71)

Het Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem bestaat uit drie aparte deelgebieden. Het deelgebied Loevestein ligt rond het gelijknamige slot en bestaat uit graslanden en moeras in de uiterwaarden van de Waal en de Afgedamde Maas. Het deelgebied Pompveld omvat moeras, grienden, bosjes en vochtige graslanden. Het is een kleine polder met een eigen waterhuishouding. Ook de Kornsche Boezem is een kleine boezempolder, met veel grienden. Het Natura 2000-gebied heeft in zijn geheel een rijke visfauna.

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem heeft te maken met verschillende knelpunten waardoor het behalen van de gestelde doelstellingen in het geding komt. Dit zijn onder andere dat het beheer van de bloemrijke uiterwaarden ontoereikend is, de beperkte invloed van de rivierdynamiek en de verdorging en eutrofiëring in het binnendijkse gebied. In het Natura 2000-gebied zijn vier habitattypen aanwezig die allemaal gevoelig zijn voor stikstof. Van deze vierhabitattypen wordt de KDW van één habitattype voor een klein deel in de huidige situatie al overschreden. De provincie heeft de ambitie om de achteruitgang van de soortenrijkdom te stoppen en zelfs voor een lichte stijging te zorgen.

Kolland & Overlangbroek (81)

Kolland & Overlangbroek zijn twee landgoederen in het stroomgebied van de Kromme Rijn tussen Wijk bij Duurstede en de Utrechtse heuvelrug. Het gebied is onderdeel van een kleinschalig cultuurlandschap waar actief beheerde essenhakhoutbosjes voorkomen. Dit essenhakhout op voedselrijke kleigronden in het rivierengebied vormt een in Europees opzicht uitermate zeldzaam bostype met een grote rijkdom aan paddenstoelen en epifytische mossen en korstmossen.

Het gebied kent verschillende knelpunten. Zo heeft het gebied veel te maken met essentaksterfte waardoor veel bomen verloren gaan en deze herplant moeten worden met andere soorten. Verder zijn in het gebied zowel landbouw als natuur aanwezig die allebei andere eisen stellen aan de waterhuishouding. De landbouw heeft een voorkeur voor droge omstandigheden wat het lastig maakt om het vochtig alluviale bos te behouden. Zo wordt basenrijk water in de huidige situatie via sloten te snel afgevoerd. Verder heeft het gebied voor een lange periode in de zomer te maken met een lage grondwaterstand. Daarnaast vindt er door stikstofdepositie verruiging, verdroging en verzuring van het gebied plaatst. Het gebied kent één habitattype, namelijk: vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen; H91E0C). Dit is een stikstofgevoelig habitattype waarvan in de huidige situatie de KDW al wordt overschreden.

Uiterwaarden Lek (82)

Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek bestaat uit vier terreinen in de uiterwaarden van de Lek tussen Vianen en Schoonhoven. Het gaat om de Willige Langerak en het nabijgelegen schiereiland De Bol op de noordoever van de rivier (provincie Utrecht) en de Koekoeksche Waard en Kersbergsche- en Achthovensche uiterwaarden, met daarin het terreintje Luistenbuul (provincie Zuid-Holland), op de zuidoever. Gezamenlijk bevatten deze terreinen de best ontwikkelde voorbeelden van het habitattype stroomdalgraslanden langs de Lek.

Het gebied heeft te maken met verschillende knelpunten waaronder afname van oppervlakte en kwaliteit en versnippering. Daarnaast kan verkeerd uitgevoerd of geen beheer ervoor zorgen dat habitattypen verdwijnen of niet kunnen ontwikkelen. Verder kan door stikstofdepositie in het gebied verruiging en vergrassing optreden en de kwaliteit van de habitattypen afnemen. In het gebied zijn drie habitattypen aanwezig die allemaal gevoelig zijn voor stikstof. Van deze drie habitattypen wordt de KDW van twee habitattypen in de huidige situatie al overschreden.

Zouweboezem (105)

De Zouweboezem is een in de 14e eeuw gegraven boezemgebied dat diende als opvang van het overtollige water uit de omliggende polders. Het gebied bestaat uit open water, riet- en zeggemoerassen, wilgengrienden en elzenbroekbos. De Zouweboezem is het kleinste "Belangrijke Vogelgebied" van Nederland, met als voornaamste broedvogel de Purperreiger. Voor de habitatrichtlijn is het gebied van belang vanwege de grote populatie grote modderkruiper, waarop de Purperreigers foerageren. Het deel van de Polder Achthoven dat binnen de begrenzing ligt, bevat een aanzienlijke oppervlakte blauwgrasland, tegenwoordig een zeldzaam begroeiingstype in het veenweidegebied. Belangrijk broedgebied van soorten van rietmoeras (Purperreiger), geïnundeerde kruidenvegetaties (Porseleinhoen) en drijvende-waterplanten vegetaties (Zwarte stern). Het gebied is van enige betekenis voor de krakeend. Deze en andere watervogels maken vooral gebruik van de beschutte open-water gebieden, terwijl de rietlanden o.a. als slaapplaats voor diverse trekvogels in gebruik zijn.

Het Natura 2000-gebied kent verschillende knelpunten. Zo is verzuring en vermesting een van deze knelpunten. Daarnaast zijn er problemen met het beheer in (zeer) natte zomers. In het gebied zijn twee habitattypen aanwezig, namelijk: blauwgraslanden (H6410) en meren met krabbenscheer en fonteinkruiden, buiten afgesloten zeearmen (H3150baz). Beide habitattypen zijn gevoelig voor stikstof en in de huidige situatie wordt de KDW van blauwgraslanden al overschreden.

Beschermde soorten

Aan de hand van de quickscan (zie bijlage 1) die is uitgevoerd in 2021 blijkt dat er verschillende soorten kunnen voorkomen in en nabij het plangebied. Het voornemen kan voor verschillende soorten leiden tot negatieve effecten indien werkzaamheden plaatsvinden binnen het leefgebied van deze soorten. De soorten zijn weergegeven in Tabel 3‑2. Aan de hand van de quickscan kan geconcludeerd worden dat in het plangebied grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, broedvogels, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden kunnen voorkomen.

Tabel 3‑2: Mogelijk voorkomende beschermde soorten in het plangebied 

Soortgroep

Mogelijk voorkomende soorten

Mogelijk voorkomen in / gebruik van plangebied

Vaatplanten

-

-

Grondgebonden zoogdieren

Bever

Natuurreservaat Moerbergse Waard en Bosscherwaarden, Schalkwijker buitenwaarden en Steenwaard

Eekhoorn

Binnendijks en buitendijks, in verschillende houtopstanden

Waterspitsmuis

Binnendijks en buitendijks, nabij wateren

Algemene soorten als: aardmuis, bosmuis, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, haas, hermelijn, huisspitsmuis, konijn, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat

Binnendijks en buitendijks, in en nabij houtopstanden, wateren, hoge vegetatie en gebouwen

Vleermuizen

Gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis

Binnendijks en buitendijks, verblijfplaatsen in bomen en/of gebouwen, dijk als vliegroute en foerageergebied aanwezig (wateren, open weilanden, struwelen en houtopstanden)

Broedvogels met jaarrond beschermd nest

Boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw

Binnendijks en buitendijks, nestgelegenheid in de vorm van bomen en/of gebouwen

Algemene broedvogels

Verschillende soorten

Binnendijks en buitendijks, nestgelegenheid in de vorm van bomen en/of gebouwen

Amfibieën

Poelkikker

Binnendijks en buitendijks in en nabij wateren.

Kamsalamander

Binnendijks en buitendijks in en nabij wateren.

Bekende locaties:

Lekdijk West 29-30

Lekdijk 12-18

Heikikker, rugstreeppad

Binnendijks en buitendijks in en nabij wateren.

Bekende locaties:

Lekdijk 12-18

Algemene soorten als: bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en meerkikker.

Binnendijks en buitendijks in wateren

Reptielen

Ringslang

Binnendijks en buitendijks

Vissen

Grote modderkruiper

Binnendijks en buitendijks in ondiepe wateren

Ongewervelden

Platte schijfhoren

Binnendijks en buitendijks in wateren

Rivierrombout

Buitendijks, zandstrandjes tussen kribben

Met betrekking tot houtopstanden zijn alle locaties gelegen buiten de bebouwde kom van de gemeente Houten en gemeente Wijk bij Duurstede. De bomen zijn daarmee ook beschermd onder hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming (Wnb). Alleen bomen met bijzondere waarde kunnen buiten de bebouwde kom onder de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vallen.

De dijkversterking vindt plaats aan de dijken rondom de Lek. De Lek maakt deel uit van het KRW-oppervlaktewaterlichaam ‘Nederrijn, Lek’. De status van het waterlichaam is ‘sterk veranderd’ als gevolg van menselijke ingrepen in de hydromorfologie. Dat wil zeggen dat de hydromorfologie van het waterlichaam zodanig van karakter is veranderd dat een goede ecologische toestand niet meer te realiseren is zonder significante schade aan de gebruiksfuncties (onder andere scheepvaart, waaronder havenfaciliteiten en recreatie, en waterhuishouding zoals bescherming tegen overstromingen en afwatering). De algemene ecologie en chemische toestand van het KRW-waterlichaam worden in het Deelrapport natuur weergegeven. Hieruit blijkt dat de huidige situatie van de ‘Nederrijn, Lek’ ten aanzien van de chemische toestand en specifieke verontreinigende stoffen die de norm overschrijden niet voldoet in de huidige situatie (ijkpunt 2021). Het doelbereik 2027 ten aanzien van de chemische toestand is voor twee stoffen (kwik en som PBDE28, 47, 99, 100, 153, 154) onzeker, voor één stof (benzo(a)pyreen) redelijk zeker en voor een stof (fluorantheen) vrijwel zeker. Het doelbereik 2027 is ten aanzien van de specifieke verontreinigende stoffen voor een stof (benzo(a)antraceen) redelijk zeker en voor één stof (seleen) onzeker. De huidige staat van macrofauna en overige waterflora is matig en van vis ontoereikend. Het doelbereik 2027 van deze parameters is redelijk zeker. Fytoplankton is niet van toepassing voor dit waterlichaam. De algemeen fysische chemie is in de huidige situatie goed en het doelbereik 2027 is redelijk tot vrijwel zeker.

Ligging Natuurnetwerk Nederland
Figuur 3‑2 Ligging Natuurnetwerk Nederland

Ongeveer 30.000 hectare van het totale NNN ligt in de provincie Utrecht. Er komen verschillende natuurtypen voor in de provincie. Zo zijn er vochtige en droge bossen, heide, stuifzand, graslanden met bloemen, rietlanden en plassen aanwezig waar verschillende soorten voorkomen. De natuur staat net zoals in heel Nederland ook in de provincie Utrecht onder druk door versnippering. Door de aanwezigheid van wegen, bebouwing en landbouwgebieden zijn natuurgebieden versnipperd zonder dat deze met elkaar verbonden zijn. Daarnaast staan de natuurgebieden onder druk door knelpunten als verdroging en stikstofdepositie. De provincie Utrecht is voornemens om vanaf 2013 4.570 hectare nieuwe natuur te realiseren in de provincie, waarvan nog 3.000 hectare moet worden gerealiseerd.

De zoekgebieden van de verschillende alternatieven overlappen niet met beschermde kleine landschapselementen zoals aangewezen in de Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht 2021. Op de locaties zijn geen beschermde kleine landschapselementen aanwezig. In de omgeving van de locaties zijn wel beschermde kleine landschapselementen aanwezig.