3.2 Water
Het projectgebied maakt deel uit van het Eiland van Schalkwijk: een gebied dat begrensd wordt door de Lek, het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal. Het oppervlaktewatersysteem wordt gereguleerd via inlaat- en uitlaatwerken. Het grondwatersysteem staat onder invloed van de waterstanden op de Lek en het Amsterdam-Rijnkanaal. Het dijktraject omvat de Lekdijk tussen Culemborg en Wijk bij Duurstede: op de kaart ten oosten van de spoorlijn.
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewatersysteem op het Eiland van Schalkwijk is complex. Wateraanvoer en waterafvoer vindt grotendeels direct of indirect plaats van en naar het Amsterdam-Rijnkanaal. De wateraanvoer van de oostkant van het eiland vindt plaats vanuit een inlaat in de Lek, nabij de Irenesluis. Als gevolg van de aanwezigheid van de verschillende stroomruggen met wisselende maaiveldhoogte is er een complex systeem van kunstwerken aanwezig. Met dit systeem is per peilgebied regulering van het waterpeil mogelijk. De waterpeilen in het beschouwde gebied (grofweg ten oosten van het spoor en in de omgeving van de Lekdijk) variëren tussen de 0,5 m+ NAP en 2,5 m + NAP.
De interactieve content hieronder is mogelijk niet toegankelijk.
Figuur 3‑3 Peilgebieden oppervlaktewater
Waterstanden in Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek
De grondwaterstanden worden grotendeels bepaald door de waterstanden in het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek. Rijkswaterstaat heeft een meetpunt in de Lek bij de spoorbrug in Culemborg en een meetpunt in het Amsterdam-Rijnkanaal ten westen van de Prinses Irenesluizen. De normale waterstand in de Lek ligt tussen 2,2 en 3,5 m+NAP. Het streefpeil op het kanaal is 0,40 m-NAP (Bron: www.waterinfo.rws.nl, thema Actueel waterbericht).
Opbouw ondergrond en zandbanen
De bodem van het gebied is opgebouwd uit rivierafzettingen. De opbouw van de ondergrond bestaat grofweg uit een deklaag met daaronder een dik zandpakket. De deklaag bestaat uit klei met veen uit het Holoceen (HLc) van circa 8 meter dik. Het zandpakket is watervoerend, afkomstig van de Formatie van Kreftenheye (KRz2/KRz3) tot een diepte van 15m onder NAP in het projectgebied. Het Amsterdam-Rijnkanaal (AR) snijdt door de deklaag heen, de Lek (LE) ligt hoger in het gebied en ligt geheel in de deklaag. De potentiële dijkversterkingsmaatregelen in de locaties 1a, 2 en 6 snijden door de deklaag heen tot in het zandpakket, de overige maatregelen blijven alleen in de deklaag.
De deklaag zoals hierboven beschreven is in het rivierengebied opgebouwd uit een afwisseling van kleilaagjes en zandlaagjes. Deze lagen verschillen lokaal sterk in aanwezigheid en dikte. De aan- of afwezigheid van met name de zandlagen is bepalend voor de grondwaterstanden en -stroming in dit bovenste pakket. Om hier grip op te krijgen zijn deze afzettingen door de grote rivieren in detail gekarteerd en verwerkt in de zandbanenkaart (“Zand in banen”, Berendsen, 2009). Op de uitsnede van de zandbanenkaart rondom de dijkversterkingstrajecten is de afwisseling van sedimenten met een zeer gevarieerde samenstelling van de ondiepe ondergrond te zien. Deze lokale zandlagen staan al dan niet in verbinding met het daaronder dikkere watervoerende pakket. In hoeverre deze lokale zandlagen door de maatregelen worden afgesloten is bepalend voor de effecten op de grondwaterstanden.
Om in beeld te krijgen welke tussenzandlagen aanwezig zijn, wordt voornamelijk naar de geotechnische lengteprofielen gekeken die gemaakt zijn voor de dijkversterking op basis van het uitgevoerde grondonderzoek.
Grondwaterstanden
De Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) ligt in het grootste deel van het projectgebied tussen de 90 en 130 cm onder het maaiveld. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt grotendeels tussen de 50 en 75 cm onder het maaiveld. Voor de potentiële dijkversterkingslocaties zijn de GLG en GHG in de tabel aangegeven.
Bron: www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen/kaart, Kaart BRO Grondwaterspiegeldiepte 2021 (GHG, GLG, GVG), datum 28feb2023.
Tabel 3‑3: Gemiddelde grondwaterstanden (t.o.v. maaiveld) in 2021 en type ondergrond
Dijklocatie | Gemiddelde laagste grondwaterstand 2021 (cm-maaiveld) | Gemiddelde hoogste grondwaterstand 2021 (cm-maaiveld) | Ondergrond |
Locatie 1a | 116 | 49 | Deklaag en zandpakket |
Locatie 2b | 136 | 74 | Deklaag en zandpakket |
Locatie 3 | 116-136 | 49 | Deklaag |
Locatie 4 | 96 | 44 | Deklaag |
Locatie 6 | 111 | 61 | Deklaag en zandpakket |
Grondwaterstroming
De grondwaterstroming in het projectgebied wordt sterk beïnvloed door het (lage) peil in het Amsterdam-Rijnkanaal, net ten westen van de Prinses Irenesluizen. Het kanaal heeft in het gebied een duidelijke drainerende werking. Dit is te zien aan de grondwaterstromingen die rondom het kanaal allen richting het kanaal gaan. De Lek heeft daarentegen een infiltrerende werking en voedt het grondwater: de grondwaterstroming gaat van de Lek vandaan. Het grondwaterstromingspatroon is nagenoeg gelijk in de deklaag (HL) en in het daaronder gelegen zandpakket (KR) op basis van het Landelijke Hydrologische Model. Dit patroon is zichtbaar aan de hand van de isohypsen (lijnen van gelijke stijghoogte grondwater), die hieronder zijn afgebeeld voor de bovenste bodemlaag (laag 1, ook wel deklaag genoemd), en de zandlaag eronder (laag 2) (Bron: www.grondwatertools.nl/gwsinbeeld/ , thema Isohypsen, LHM Lagen 1 en 2, datum 28 februari 2023).
Kwel en infiltratie
Op basis van hydrologische berekeningen is door Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden onderstaande figuur gemaakt over kwel en wegzijging. In het hele projectgebeid ten oosten van de spoorlijn is sprake van infiltratie. Alleen in het gebied ten zuiden van de Schalkwijksewetering en ten oosten van de spoorlijn is sprake van lichte kwel tot 0,5 mm/dag.
De interactieve content hieronder is mogelijk niet toegankelijk.
Figuur 3‑9 Patroon kwel en infiltratie