6.2 Keuzes voor de samenstelling van het voorkeursalternatief

Naast de beheeropave, inpassingsopgave en gebiedsopgave heeft het huidige Voorkeursalternatief voor de dijkversterking betrekking op drie locaties; 1a, 4 en 6. Voor locatie 1a en 6 is na trechtering slechts één kansrijke oplossing overgebleven; deze wordt opgenomen in het Voorkeursalternatief. Voor locatie 4 resteerden drie kansrijke oplossingen; constructie, pipingberm en voorlandverbetering. Na afweging op basis van de effectbeoordeling (zie MER, Hoofdstuk 7) en bijdrage aan de projectdoelstellingen (zie Nota Kansrijke Oplossingen) is ervoor gekozen om voor locatie 4 de voorlandverbetering in het Voorkeursalternatief op te nemen, op grond van de volgende overwegingen:

  • De voorlandverbetering heeft minder effecten op landschap, archeologische waarden en monumenten dan een pipingberm;

  • Oplossingen in grond en daarmee de voorlandverbetering zijn beter uitbreidbaar (wanneer dat in de toekomst nodig is) dan een constructie;

  • De voorlandverbetering brengt minder risico’s met zich mee op ongewenste grondwatereffecten binnendijks (in vergelijking met een constructie);

  • De voorlandverbetering is gelijkwaardig in kosten met de pipingberm en aanzienlijk goedkoper dan een constructie;

  • Door de werkgroep bewoners is in algemene zin een voorkeur voor buitendijkse oplossingen uitgesproken. In de consultatie met het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is ook aangegeven hier nadrukkelijk naar te kijken. In dit geval kan tegemoet worden gekomen aan deze wens, ook gezien de afweging van andere belangen in het MER deel 1;

  • De toepassing van een voorlandverbetering levert mogelijkheden op om te combineren met de beoogde natuurontwikkeling door provincie Utrecht en Staatsbosbeheer en met het tegengaan van erosieproblematiek in de aanliggende kribvakken.

Aandachtspunten bij de voorlandverbetering zijn: wijze van uitvoeren, voorkomen beïnvloeding Natuurnetwerk Nederland en negatieve effecten op de waterhuishouding en zorgen voor afspraken met grondeigenaren met betrekking tot beheer en onderhoud. In de volgende fase (de Planuitwerkingsfase) worden deze punten opgepakt.